Echt lepelblad

Echt lepelblad (Cochlearia officinalis) is een laagblijvende, vlezige plant met bladeren die aan de randen iets opkrullen en daardoor de vorm van een lepeltje krijgen. Het is een echte oeverplant, die voor komt in de kustgebieden van noordelijk en westelijk Europa. Op het Wad is zij gebonden aan brakwatergebieden.

Vroeger was alles anders en vaak beter, zeggen mensen vaak terwijl ze zelf gretig van de vele voordelen van de moderne tijd gebruik maken. Vroeger was alles namelijk helemaal niet beter dan nu. Vroeger bestond er veel armoede en waren voor de meeste kwalen geen geneesmiddelen beschikbaar. Scheurbuik was zo'n kwaal waar vele zeelieden minimaal hun tanden en kiezen aan verloren, maar als je maar lang genoeg onvoldoende vitamine C in je dieet stopt dan ga je uiteindelijk dood aan niet te stelpen interne bloedingen. Van het echt lepelblad was al vanaf de vijftiende eeuw bekend dat het werkzaam was tegen die gevreesde scheurbuik.
Het eerste deel van de wetenschappelijke naam, Cochlearia, is afkomstig uit het Latijn waar coclearis 'lepel' betekende. De geschiedenis van dat woord kan nog verder wordt uitgediept want coclearis zelf is weer terug te voeren op coclea dat 'slakkenhuis' betekend heeft. Ooit in een duister verleden gebruikte men lege slakkenhuizen als lepel. Het tweede deel, officinalis, verklaart dat deze plant al bij de Romeinen in een apotheek werd verkocht. Het woord ‘apotheek’ zelf komt van het Latijnse woord apotheca dat ‘warenhuis’ betekende, terwijl officinale afkomstig is van officium dat meer iets van ‘dienstverlenen’ betekende. Het Engelse woord office herinnert nog aan deze term.

In 1554 verscheen het door de Vlaming Rembert Dodoens, beter bekend onder zijn gelatiniseerde naam Rembertus Dodonaeus (1517-1585) geschreven boek 'Cruydeboek' en daarin werd vermeld dat “lepelcruyt in water ghesoden es seer goet tseghen die vuyle sweeringhen, gheladenheyt ende slijmicheyt des monts ende tseghen dat scoorbuyck, als die mont daer mede dicwils ghespoelt wordt”. Kijk, dat is tenminste goed advies. Het plantje was van levensbelang voor de Oost-IndiĆ«vaarders, want ook op hun lange reizen werd een grote aanslag op het lichaam gepleegd door het eten van bedorven en dus vitamineloos voedsel. Rond 1652 werden hele velden met lepelblad aangelegd bij Kaap de Goede Hoop om dat probleem daadkrachtig aan te pakken.

Het echt lepelblad groeide ooit in uitgebreide velden in Zuid-Holland en Zeeland. Het was voor velen de enige bron van vitamine C. Tegenwoordig is de plant zeldzaam aan het worden en is het niet meer verantwoord om hem te plukken voor een heerlijke salade.