Kattendoorn

Kattendoorn (Ononis spinosa) is lid van de vlinderbloemfamilie en dat is een van de soortenrijkste families binnen de flora met ruim 20.000 soorten bloemen en struiken. De familie heeft een wereldwijd verspreidingsgebied. Kattendoorn is wat minder geneigd de wereld rond te reizen, maar toch kan men hem in grote delen van Europa, noordelijk Afrika en streken in Azië aantreffen. In Nederland zit hij aan de grens van zijn verspreidingsgebied en is hij vrij zeldzaam.

De kattendoorn is een kleine struik die een hoogte van maximaal 60 centimeter kan bereiken. Hij bloeit met witte, roodwitte of roze bloemen. De kattendoorn is, zoals zijn naam al doet vermoeden, in het bezit van een vervaarlijke doorn.
Het eerste deel van zijn wetenschappelijke naam, Ononis, is afgeleid van het Griekse woord onos dat als 'ezel' vertaald wordt en de betekenis heeft van 'nutteloos (als veevoeder)' en probeert dus te verklaren dat alleen ezels (en geiten) zich aan de struik durfden te wagen. Het tweede deel, spinosa, komt uit het Latijn waar spina 'doorn' betekent.

De Griekse wetenschapper Pedanius Dioscorides (40 – 60 nCr) schreef in zijn vijfdelig standaardwerk over plantaardige geneeskunde 'De Materia Medica', onder andere, ook over kattendoorn. Hij meende dat de wortel de urineproductie verhoogt, nierstenen en niergruis voorkomt en etterende zweren kan genezen. Bovendien zou het werkzaam zijn tegen blaasontstekingen, galstenen, geelzucht, reuma en jicht. Zijn ideeën zijn tot ver na de Middeleeuwen in zwang gebleven. De vraag is dus of men eeuwenlang heeft geloofd in de waandenkbeelden van een ouwe gekke Griek of dat die oude Griekse wetenschapper het mogelijk toch bij het rechte eind heeft gehad.

Kattendoorn bevat een aantal werkzame stoffen, zoals essentiële oliën, ononine, onodine, pterocarpan, spinonine en wat looistoffen.

Onderzoek heeft uitgewezen dat een extract van kattendoorn een behoorlijke werking bleek te hebben tegen de schimmels Aspergillus flavus, Fusarium moniliforme en Candida albicans. De onderzoekers moesten ook tot de conclusie komen dat de werking bijna net zo goed was als die van een antibioticum. En dat is goed nieuws omdat door te uitbundig voorschrijvende artsen en direnartsen steeds meer bactieriestammen resistent worden tegen verschillende soorten antibiotica en men ondertussen koortsachtig op zoek is naar vervangende middelen. Een ander onderzoek leek bewijzen op te leveren dat kattendoorn een effect heeft dat vergelijkbaar was met de pijnstillende werking van aspirine, terwijl het middel tegelijkertijd geen schadelijke effecten op de lever had.

De conclusie is dus gerechtvaardigd dat die oude Grieken in veel gevallen gelijk hadden met hun inzichten over de mogelijke werking van kattendoorn.